Waarom Wilde Bomen?

Wilde bomen en struiken vormen de basis voor de biodiversiteit omdat elke soort een eigen voedselweb heeft dat uit een groot aantal inheemse soorten bestaat. Dit essentiële groene erfgoed dreigt verloren te gaan.

Groen erfgoed bedreigd

Sinds de laatste ijstijd, meer dan 10.000 jaar geleden, is West-Europa op natuurlijke wijze weer begroeid geraakt. In Nederland is door de mens de natuurlijke bosvegetatie vrijwel verdwenen. Van bijna alle soorten zijn nog restpopulaties aanwezig.

Deze populaties en daarmee de wilde genen van deze inheemse bomen en struiken zijn sterk bedreigd. Populaties zijn regionaal aan het uitsterven. Dit is de voorbode van landelijk uitsterven.

Het verdwijnen van het oerwoud in de tropen trekt terecht veel aandacht en verontwaardiging, maar het verdwijnen van de laatste echt wilde bomen en struiken in Nederland wordt nauwelijks opgemerkt. Hier ligt een grote leemte in natuurbehoud, ondanks Europees Natura 2000-beleid en internationale verdragen zoals het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro van 1992.

Waarom zijn wilde bomen en struiken waardevol?

De waarde van wilde bomen en struiken is zeer groot. Naast veel genetische variatie hebben ze grote ecologische waarde. Bomen en struiken zijn de basis voor de biodiversiteit op het land. Deze planten staan niet op zichzelf maar zijn de basis voor een uitgebreid voedselweb dat rondom bomen en struiken is geëvolueerd. Dit is de oorspronkelijke biodiversiteit. Elke boom- of struiksoort heeft een web van organismen om zich heen die leven van, of een associatie met die specifieke soort hebben.

Dit effect speelt ook bij inheemse soorten die uit een ander gebied zijn geïmporteerd. Insecten zijn afhankelijk van het juiste tijdstip van bloei of het uitkomen van blaadjes. Zuidelijke herkomsten komen weken eerder in blad en dit verstoort de subtiele fenologische relatie tussen insect en struik. De kennis op dit gebied is nog ontoereikend. Een reden te meer om onze autochtone soorten bomen en struiken te behouden.

Wilde bomen en struiken hebben ook waarde op zichzelf. Dat heet intrinsieke waarde. Ook de belevingswaarde voor de mens is groot. Een natuurlijke groeiplaats ziet er anders uit en om dat verschil te ervaren hoef je geen deskundige te zijn die elke soort kent.

Autochtone/wilde genenbronnen van bomen en struiken

Op deze website wordt de term ‘wild’ als synoniem voor ‘autochtoon’ gebruikt. Inheemse bomen en struiken hebben een groot natuurlijk verspreidingsgebied. Binnen het totale verspreidingsgebied in Europa komen grote genetische verschillen binnen de soort voor. Bij inheemse soorten wordt daarom onderscheid gemaakt tussen autochtone (ofwel wilde) en niet-autochtone bomen en struiken. Een autochtone boom is niet alleen als soort inheems maar ook als individu genetisch inheems. Een autochtone boom is een onderdeel van een populatie die zich hier sinds de laatste ijstijd spontaan heeft gevestigd. De mens kan daar deels ook een rol in gespeeld hebben, maar dan moet het plantgoed te herleiden zijn tot autochtone populaties.

Niet autochtone bomen hebben een andere, vaak onbekende,  herkomst en zijn buiten hun oorsprongsgebied aangeplant of verwilderd. Een boom of struik kan dus inheems zijn in Nederland en niet autochtoon. Dan komt het plantgoed van buiten Nederland en/of groeit de boom buiten het natuurlijke verspreidingsgebied. Een voorbeeld hiervan is de gewone esdoorn. Die hoort thuis in het ravijnbos in Zuid-Limburg. In de rest van Nederland gedraagt deze soort zich invasief en kan een bedreiging vormen voor het bostype dat ter plekke thuishoort. De soortensamenstelling van elk bostype hangt samen met de groeiplaatsomstandigheden zoals grondsoort, vochthuishouding en klimaat. Elke boomsoort heeft een natuurlijk areaal en buiten het areaal is die boom of struiksoort niet inheems. Deze arealen lopen natuurlijk niet synchroon met landsgrenzen. De term inheems is onnauwkeurig en volgt de landsgrenzen wel.